Statenvertaling
Want David zeide: Mijn zoon Sálomo is een jongeling en teder; en het huis, dat men den HEERE bouwen zal, zal men ten hoogste groot maken, tot een Naam en tot heerlijkheid in alle landen; ik zal hem nu voorraad bereiden. Alzo bereidde David voorraad in menigte vóór zijn dood.
Herziene Statenvertaling*
David zei bij zichzelf: Mijn zoon Salomo is nog jong en onervaren; en het huis dat voor de HEERE gebouwd moet worden, moet men buitengewoon groot maken, zodat zijn naam en luister in alle landen bekend wordt. Ik zal daarom voor hem een voorraad gereedmaken. Zo maakte David vóór zijn dood een grote hoeveelheid voorraad gereed.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Want David dacht: Mijn zoon Salomo is nog een tengere knaap, terwijl het huis dat voor de Here gebouwd zal worden, zo groot moet zijn, dat het de roem en pracht van alle landen te boven gaat; ik wil dus voorbereidselen voor hem treffen. Daarom trof David voor zijn dood uitgebreide voorbereidselen.
King James Version + Strongnumbers
And David H1732 said, H559 Solomon H8010 my son H1121 is young H5288 and tender, H7390 and the house H1004 that is to be builded H1129 for the LORD H3068 must be exceeding H4605 magnifical, H1431 of fame H8034 and of glory H8597 throughout all H3605 countries: H776 I will therefore now H4994 make preparation H3559 for it. So David H1732 prepared H3559 abundantly H7230 before H6440 his death. H4194
Updated King James Version
And David said, Solomon my son is young and tender, and the house that is to be built for the LORD must be exceedingly magnificent, of fame and of glory throughout all countries: I will therefore now make preparation for it. So David prepared abundantly before his death.
Gerelateerde verzen
Lukas 21:5 | Johannes 9:4 | 2 Petrus 1:13 - 2 Petrus 1:15 | 2 Kronieken 7:21 | 1 Kronieken 29:1 | 1 Koningen 3:7 | Ezechiël 7:20 | Deuteronomium 31:2 - Deuteronomium 31:7 | Prediker 9:10 | Haggaï 2:9 | Johannes 4:37 - Johannes 4:38 | 2 Kronieken 13:7 | 1 Koningen 9:8 | Jesaja 64:11 | Johannes 3:30 | 2 Kronieken 2:5 | Ezra 3:12 | Johannes 13:1 | Haggaï 2:3